5.2.5. Themaweken
Twee tot drie keer per jaar gaan alle bewoners en een deel van de begeleiders een week op themaweek ofwel wereldoriëntatie. In de zomer gaan ze elk jaar naar een andere bestemming, in de winter altijd naar dezelfde bestemming.
Een aantal weken voor vertrek wordt door begeleiders gezamenlijk overlegd. In dit overleg wordt besproken welke wensen en behoeftes er zijn vanuit bewoners. Deze wensen en behoeftes komen bijvoorbeeld voort uit eerdere thema’s. Tijdens de themaweek, staat 1 thema centraal. Bijvoorbeeld zee, strand, samen, zomer, buiten, winter, het land, de provincie etc.. Binnen dit thema wordt gebrainstormd over mogelijke activiteiten die het onderwerp ofwel thema inhoud/betekenis kunnen geven. Op een manier waarbij gezelligheid, samen, ontdekken en beleven centraal staan en iedere bewoner voldoende mogelijkheden heeft tot deelname. Bewoners wordt gevraagd wat zij graag willen doen of willen leren. Vanuit deze behoeften wordt in grote lijnen op papier gezet hoe de invulling van de themaweek gaat zijn. Deze wordt vervolgens samen met de bewoners voorbereid. De weken voor vertrek gaan bewoners al aan de slag met het thema, in de week zelf wordt dit teruggepakt en later samengevoegd om een totaal plaatje te creëren.
Niet alleen het leerproces van bewoners staat centraal, ook begeleiders gaan een leerproces door. In dit leerproces voor begeleiders zijn observeren, analyseren, delen en reflecteren van groot belang: samen met de bewoners nieuwe ontdekkingen aangaan, jezelf als begeleider open durven stellen om samen te kunnen groeien, maar vooral ook creatief en flexibel kunnen zijn. De bewoner voorspelbaarheid, structuur en veiligheid op een andere manier kunnen bieden, zonder alle mogelijkheden binnen Kwecoo, maar wel afgestemd op de bewoner.
Tijdens deze themaweken wordt er ingezoomd op de cultuur en gewoontes van het land:
- Wat eten de mensen in het andere land?
- Hoe ontmoeten mensen elkaar?
- Welke taal spreken ze?
- Welke kleding dragen ze?
- Welke gewoontes hebben ze?
- Hoe verplaatsen ze zich?
- Wat doen ze?
- Hoe ziet de natuur er uit?
- Welke dieren leven er?
Maar ook de eigen verblijfplaats wordt verkend en eigen gemaakt:
- Waar zitten de deuren?
- Waartoe leiden deze deuren?
- Waar zijn de trappen?
- Is er een lift?
- Waar slaap ik?
- Waar kan ik mij wassen?
Op deze manier leren de bewoners zich op te stellen en open te stellen in een andere omgeving en deze begrijpen, ze leren hun eigen wereld te verbreden en verdiepen.